Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer

Nieuwe digitale anticonceptiemethodes, zoals apps of wearables om vruchtbare dagen te bepalen, winnen aan populariteit. Medisch antropoloog Ellen Algera van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met collega’s hoe deze nieuwe methodes een plek krijgen in de spreekkamer. De resultaten zijn nu gepubliceerd in de European Journal of General Practice. Ze constateren dat zorgverleners aarzelen om over deze methodes te counselen, mede doordat betrouwbare informatie over deze methodes onvoldoende toegankelijk is. Gezien de groeiende populariteit pleiten ze voor vernieuwing van anticonceptierichtlijnen en een opener houding ten opzichte van deze methodes.

Voor het onderzoek analyseerden de wetenschappers de huidige anticonceptierichtlijn, observeerden ze gesprekken in de spreekkamer en interviewden ze zorgverleners in de huisartsenpraktijk. Ze constateren dat risicominimalisatie de overhand heeft wanneer het over een voorkeur voor hormoonvrije anticonceptie en nieuwe digitale anticonceptiemethodes gaat. ‘De afstemming op de wensen van het individu raakt dan op de achtergrond, wat persoonsgerichte begeleiding in de weg zit’, stelt Algera. Om de groeiende populariteit van deze methodes kan je volgens Algera niet meer heen. ‘Maar als de zorgverlener deze methodes niet als anticonceptie ziet, blijft er een kloof bestaan tussen de zorgverlener en de gebruikers van deze methodes. We hopen hier een nieuwe brug te slaan.’

Het ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis

Algera noemt de waarschuwende houding van zorgverleners begrijpelijk omdat het vaak ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis over hoe en hoe goed verschillende methodes werken. Dit gebrek aan informatie raakt ook de gebruiker. ‘Er komen allerlei apps en wearables op de markt die met mooie woorden worden verkocht, maar de betrouwbaarheidscijfers waar deze methodes mee worden gepromoot, zijn niet altijd gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek’, stelt Algera. ‘De gebruikers kiezen dan mogelijk de methode die het sterkst wordt gepromoot op sociale media, maar niet die met wetenschappelijke onderbouwing of die het beste bij de individuele wensen past.’

Maak informatie anticonceptie beter toegankelijk

De auteurs stellen dan ook dat wetenschappelijk onderbouwde informatie beter toegankelijk moet worden voor zorgverleners en gebruikers, bijvoorbeeld via richtlijnen of keuzehulpen. ‘Kritisch beoordeelde wetenschappelijke kennis over een aantal nieuwe digitale middelen en lowtech methodes voor het bepalen van vruchtbare dagen is al voorhanden’, vertelt Algera. ‘Daaruit blijkt dat de betrouwbaarheid van verschillende methodes sterk uiteen loopt. Bij typisch gebruik, waarbij gebruikers ook wel eens een fout maken, varieert deze tussen de 66% en 98%. Een methode die op meerdere parameters berust en goed ondersteunt bij het gebruik doet het beter dan een simpele kalendermethode of een temperatuur-app.’

De verschillen tussen methodes qua betrouwbaarheid en voorwaarden voor gebruik vind je echter niet makkelijk terug in richtlijnen. ‘Terwijl het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn om een goed geïnformeerde keuze te maken’, stelt Algera.

Onderzoek motivatie en ondersteun vaardigheid

Tot slot stellen de auteurs dat naast wetenschappelijk onderbouwde kennis ook de motivatie en vaardigheden van gebruikers centraal zou moeten staan in counseling. ‘De kans op zwangerschap wordt ook bepaald door de motivatie van beide partners om zwangerschap te voorkomen en het goed toe kunnen passen van een methode. Door deze gebruikersafhankelijkheid raden zorgverleners bepaalde methodes al snel af, de gebruiker kan immers fouten maken’, licht Algera toe.

De auteurs stellen voor het van de andere kant te benaderen: onderzoek de motivatie en de behoefte aan ondersteuning goed, juist vanwege de gebruikersafhankelijkheid. Is het mogelijk op het individu af te stemmen? Is deze gemotiveerd om een bepaalde methode goed en consequent uit te voeren? En wat heeft diegene nodig om de kans op fouten te verkleinen? ‘Als het gebruik van deze methodes toeneemt, kunnen gebruikers beter goed beslagen ten ijs komen’, aldus Algera.

Het bericht Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer verscheen eerst op MedicalFacts.nl.

Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer

Nieuwe digitale anticonceptiemethodes, zoals apps of wearables om vruchtbare dagen te bepalen, winnen aan populariteit. Medisch antropoloog Ellen Algera van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met collega’s hoe deze nieuwe methodes een plek krijgen in de spreekkamer. De resultaten zijn nu gepubliceerd in de European Journal of General Practice. Ze constateren dat zorgverleners aarzelen om over deze methodes te counselen, mede doordat betrouwbare informatie over deze methodes onvoldoende toegankelijk is. Gezien de groeiende populariteit pleiten ze voor vernieuwing van anticonceptierichtlijnen en een opener houding ten opzichte van deze methodes.

Voor het onderzoek analyseerden de wetenschappers de huidige anticonceptierichtlijn, observeerden ze gesprekken in de spreekkamer en interviewden ze zorgverleners in de huisartsenpraktijk. Ze constateren dat risicominimalisatie de overhand heeft wanneer het over een voorkeur voor hormoonvrije anticonceptie en nieuwe digitale anticonceptiemethodes gaat. ‘De afstemming op de wensen van het individu raakt dan op de achtergrond, wat persoonsgerichte begeleiding in de weg zit’, stelt Algera. Om de groeiende populariteit van deze methodes kan je volgens Algera niet meer heen. ‘Maar als de zorgverlener deze methodes niet als anticonceptie ziet, blijft er een kloof bestaan tussen de zorgverlener en de gebruikers van deze methodes. We hopen hier een nieuwe brug te slaan.’

Het ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis

Algera noemt de waarschuwende houding van zorgverleners begrijpelijk omdat het vaak ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis over hoe en hoe goed verschillende methodes werken. Dit gebrek aan informatie raakt ook de gebruiker. ‘Er komen allerlei apps en wearables op de markt die met mooie woorden worden verkocht, maar de betrouwbaarheidscijfers waar deze methodes mee worden gepromoot, zijn niet altijd gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek’, stelt Algera. ‘De gebruikers kiezen dan mogelijk de methode die het sterkst wordt gepromoot op sociale media, maar niet die met wetenschappelijke onderbouwing of die het beste bij de individuele wensen past.’

Maak informatie anticonceptie beter toegankelijk

De auteurs stellen dan ook dat wetenschappelijk onderbouwde informatie beter toegankelijk moet worden voor zorgverleners en gebruikers, bijvoorbeeld via richtlijnen of keuzehulpen. ‘Kritisch beoordeelde wetenschappelijke kennis over een aantal nieuwe digitale middelen en lowtech methodes voor het bepalen van vruchtbare dagen is al voorhanden’, vertelt Algera. ‘Daaruit blijkt dat de betrouwbaarheid van verschillende methodes sterk uiteen loopt. Bij typisch gebruik, waarbij gebruikers ook wel eens een fout maken, varieert deze tussen de 66% en 98%. Een methode die op meerdere parameters berust en goed ondersteunt bij het gebruik doet het beter dan een simpele kalendermethode of een temperatuur-app.’

De verschillen tussen methodes qua betrouwbaarheid en voorwaarden voor gebruik vind je echter niet makkelijk terug in richtlijnen. ‘Terwijl het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn om een goed geïnformeerde keuze te maken’, stelt Algera.

Onderzoek motivatie en ondersteun vaardigheid

Tot slot stellen de auteurs dat naast wetenschappelijk onderbouwde kennis ook de motivatie en vaardigheden van gebruikers centraal zou moeten staan in counseling. ‘De kans op zwangerschap wordt ook bepaald door de motivatie van beide partners om zwangerschap te voorkomen en het goed toe kunnen passen van een methode. Door deze gebruikersafhankelijkheid raden zorgverleners bepaalde methodes al snel af, de gebruiker kan immers fouten maken’, licht Algera toe.

De auteurs stellen voor het van de andere kant te benaderen: onderzoek de motivatie en de behoefte aan ondersteuning goed, juist vanwege de gebruikersafhankelijkheid. Is het mogelijk op het individu af te stemmen? Is deze gemotiveerd om een bepaalde methode goed en consequent uit te voeren? En wat heeft diegene nodig om de kans op fouten te verkleinen? ‘Als het gebruik van deze methodes toeneemt, kunnen gebruikers beter goed beslagen ten ijs komen’, aldus Algera.

Het bericht Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer verscheen eerst op MedicalFacts.nl.

Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer

Nieuwe digitale anticonceptiemethodes, zoals apps of wearables om vruchtbare dagen te bepalen, winnen aan populariteit. Medisch antropoloog Ellen Algera van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met collega’s hoe deze nieuwe methodes een plek krijgen in de spreekkamer. De resultaten zijn nu gepubliceerd in de European Journal of General Practice. Ze constateren dat zorgverleners aarzelen om over deze methodes te counselen, mede doordat betrouwbare informatie over deze methodes onvoldoende toegankelijk is. Gezien de groeiende populariteit pleiten ze voor vernieuwing van anticonceptierichtlijnen en een opener houding ten opzichte van deze methodes.

Voor het onderzoek analyseerden de wetenschappers de huidige anticonceptierichtlijn, observeerden ze gesprekken in de spreekkamer en interviewden ze zorgverleners in de huisartsenpraktijk. Ze constateren dat risicominimalisatie de overhand heeft wanneer het over een voorkeur voor hormoonvrije anticonceptie en nieuwe digitale anticonceptiemethodes gaat. ‘De afstemming op de wensen van het individu raakt dan op de achtergrond, wat persoonsgerichte begeleiding in de weg zit’, stelt Algera. Om de groeiende populariteit van deze methodes kan je volgens Algera niet meer heen. ‘Maar als de zorgverlener deze methodes niet als anticonceptie ziet, blijft er een kloof bestaan tussen de zorgverlener en de gebruikers van deze methodes. We hopen hier een nieuwe brug te slaan.’

Het ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis

Algera noemt de waarschuwende houding van zorgverleners begrijpelijk omdat het vaak ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis over hoe en hoe goed verschillende methodes werken. Dit gebrek aan informatie raakt ook de gebruiker. ‘Er komen allerlei apps en wearables op de markt die met mooie woorden worden verkocht, maar de betrouwbaarheidscijfers waar deze methodes mee worden gepromoot, zijn niet altijd gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek’, stelt Algera. ‘De gebruikers kiezen dan mogelijk de methode die het sterkst wordt gepromoot op sociale media, maar niet die met wetenschappelijke onderbouwing of die het beste bij de individuele wensen past.’

Maak informatie anticonceptie beter toegankelijk

De auteurs stellen dan ook dat wetenschappelijk onderbouwde informatie beter toegankelijk moet worden voor zorgverleners en gebruikers, bijvoorbeeld via richtlijnen of keuzehulpen. ‘Kritisch beoordeelde wetenschappelijke kennis over een aantal nieuwe digitale middelen en lowtech methodes voor het bepalen van vruchtbare dagen is al voorhanden’, vertelt Algera. ‘Daaruit blijkt dat de betrouwbaarheid van verschillende methodes sterk uiteen loopt. Bij typisch gebruik, waarbij gebruikers ook wel eens een fout maken, varieert deze tussen de 66% en 98%. Een methode die op meerdere parameters berust en goed ondersteunt bij het gebruik doet het beter dan een simpele kalendermethode of een temperatuur-app.’

De verschillen tussen methodes qua betrouwbaarheid en voorwaarden voor gebruik vind je echter niet makkelijk terug in richtlijnen. ‘Terwijl het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn om een goed geïnformeerde keuze te maken’, stelt Algera.

Onderzoek motivatie en ondersteun vaardigheid

Tot slot stellen de auteurs dat naast wetenschappelijk onderbouwde kennis ook de motivatie en vaardigheden van gebruikers centraal zou moeten staan in counseling. ‘De kans op zwangerschap wordt ook bepaald door de motivatie van beide partners om zwangerschap te voorkomen en het goed toe kunnen passen van een methode. Door deze gebruikersafhankelijkheid raden zorgverleners bepaalde methodes al snel af, de gebruiker kan immers fouten maken’, licht Algera toe.

De auteurs stellen voor het van de andere kant te benaderen: onderzoek de motivatie en de behoefte aan ondersteuning goed, juist vanwege de gebruikersafhankelijkheid. Is het mogelijk op het individu af te stemmen? Is deze gemotiveerd om een bepaalde methode goed en consequent uit te voeren? En wat heeft diegene nodig om de kans op fouten te verkleinen? ‘Als het gebruik van deze methodes toeneemt, kunnen gebruikers beter goed beslagen ten ijs komen’, aldus Algera.

Het bericht Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer verscheen eerst op MedicalFacts.nl.

Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer

Nieuwe digitale anticonceptiemethodes, zoals apps of wearables om vruchtbare dagen te bepalen, winnen aan populariteit. Medisch antropoloog Ellen Algera van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met collega’s hoe deze nieuwe methodes een plek krijgen in de spreekkamer. De resultaten zijn nu gepubliceerd in de European Journal of General Practice. Ze constateren dat zorgverleners aarzelen om over deze methodes te counselen, mede doordat betrouwbare informatie over deze methodes onvoldoende toegankelijk is. Gezien de groeiende populariteit pleiten ze voor vernieuwing van anticonceptierichtlijnen en een opener houding ten opzichte van deze methodes.

Voor het onderzoek analyseerden de wetenschappers de huidige anticonceptierichtlijn, observeerden ze gesprekken in de spreekkamer en interviewden ze zorgverleners in de huisartsenpraktijk. Ze constateren dat risicominimalisatie de overhand heeft wanneer het over een voorkeur voor hormoonvrije anticonceptie en nieuwe digitale anticonceptiemethodes gaat. ‘De afstemming op de wensen van het individu raakt dan op de achtergrond, wat persoonsgerichte begeleiding in de weg zit’, stelt Algera. Om de groeiende populariteit van deze methodes kan je volgens Algera niet meer heen. ‘Maar als de zorgverlener deze methodes niet als anticonceptie ziet, blijft er een kloof bestaan tussen de zorgverlener en de gebruikers van deze methodes. We hopen hier een nieuwe brug te slaan.’

Het ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis

Algera noemt de waarschuwende houding van zorgverleners begrijpelijk omdat het vaak ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis over hoe en hoe goed verschillende methodes werken. Dit gebrek aan informatie raakt ook de gebruiker. ‘Er komen allerlei apps en wearables op de markt die met mooie woorden worden verkocht, maar de betrouwbaarheidscijfers waar deze methodes mee worden gepromoot, zijn niet altijd gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek’, stelt Algera. ‘De gebruikers kiezen dan mogelijk de methode die het sterkst wordt gepromoot op sociale media, maar niet die met wetenschappelijke onderbouwing of die het beste bij de individuele wensen past.’

Maak informatie anticonceptie beter toegankelijk

De auteurs stellen dan ook dat wetenschappelijk onderbouwde informatie beter toegankelijk moet worden voor zorgverleners en gebruikers, bijvoorbeeld via richtlijnen of keuzehulpen. ‘Kritisch beoordeelde wetenschappelijke kennis over een aantal nieuwe digitale middelen en lowtech methodes voor het bepalen van vruchtbare dagen is al voorhanden’, vertelt Algera. ‘Daaruit blijkt dat de betrouwbaarheid van verschillende methodes sterk uiteen loopt. Bij typisch gebruik, waarbij gebruikers ook wel eens een fout maken, varieert deze tussen de 66% en 98%. Een methode die op meerdere parameters berust en goed ondersteunt bij het gebruik doet het beter dan een simpele kalendermethode of een temperatuur-app.’

De verschillen tussen methodes qua betrouwbaarheid en voorwaarden voor gebruik vind je echter niet makkelijk terug in richtlijnen. ‘Terwijl het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn om een goed geïnformeerde keuze te maken’, stelt Algera.

Onderzoek motivatie en ondersteun vaardigheid

Tot slot stellen de auteurs dat naast wetenschappelijk onderbouwde kennis ook de motivatie en vaardigheden van gebruikers centraal zou moeten staan in counseling. ‘De kans op zwangerschap wordt ook bepaald door de motivatie van beide partners om zwangerschap te voorkomen en het goed toe kunnen passen van een methode. Door deze gebruikersafhankelijkheid raden zorgverleners bepaalde methodes al snel af, de gebruiker kan immers fouten maken’, licht Algera toe.

De auteurs stellen voor het van de andere kant te benaderen: onderzoek de motivatie en de behoefte aan ondersteuning goed, juist vanwege de gebruikersafhankelijkheid. Is het mogelijk op het individu af te stemmen? Is deze gemotiveerd om een bepaalde methode goed en consequent uit te voeren? En wat heeft diegene nodig om de kans op fouten te verkleinen? ‘Als het gebruik van deze methodes toeneemt, kunnen gebruikers beter goed beslagen ten ijs komen’, aldus Algera.

Het bericht Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer verscheen eerst op MedicalFacts.nl.

Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer

Nieuwe digitale anticonceptiemethodes, zoals apps of wearables om vruchtbare dagen te bepalen, winnen aan populariteit. Medisch antropoloog Ellen Algera van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met collega’s hoe deze nieuwe methodes een plek krijgen in de spreekkamer. De resultaten zijn nu gepubliceerd in de European Journal of General Practice. Ze constateren dat zorgverleners aarzelen om over deze methodes te counselen, mede doordat betrouwbare informatie over deze methodes onvoldoende toegankelijk is. Gezien de groeiende populariteit pleiten ze voor vernieuwing van anticonceptierichtlijnen en een opener houding ten opzichte van deze methodes.

Voor het onderzoek analyseerden de wetenschappers de huidige anticonceptierichtlijn, observeerden ze gesprekken in de spreekkamer en interviewden ze zorgverleners in de huisartsenpraktijk. Ze constateren dat risicominimalisatie de overhand heeft wanneer het over een voorkeur voor hormoonvrije anticonceptie en nieuwe digitale anticonceptiemethodes gaat. ‘De afstemming op de wensen van het individu raakt dan op de achtergrond, wat persoonsgerichte begeleiding in de weg zit’, stelt Algera. Om de groeiende populariteit van deze methodes kan je volgens Algera niet meer heen. ‘Maar als de zorgverlener deze methodes niet als anticonceptie ziet, blijft er een kloof bestaan tussen de zorgverlener en de gebruikers van deze methodes. We hopen hier een nieuwe brug te slaan.’

Het ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis

Algera noemt de waarschuwende houding van zorgverleners begrijpelijk omdat het vaak ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis over hoe en hoe goed verschillende methodes werken. Dit gebrek aan informatie raakt ook de gebruiker. ‘Er komen allerlei apps en wearables op de markt die met mooie woorden worden verkocht, maar de betrouwbaarheidscijfers waar deze methodes mee worden gepromoot, zijn niet altijd gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek’, stelt Algera. ‘De gebruikers kiezen dan mogelijk de methode die het sterkst wordt gepromoot op sociale media, maar niet die met wetenschappelijke onderbouwing of die het beste bij de individuele wensen past.’

Maak informatie anticonceptie beter toegankelijk

De auteurs stellen dan ook dat wetenschappelijk onderbouwde informatie beter toegankelijk moet worden voor zorgverleners en gebruikers, bijvoorbeeld via richtlijnen of keuzehulpen. ‘Kritisch beoordeelde wetenschappelijke kennis over een aantal nieuwe digitale middelen en lowtech methodes voor het bepalen van vruchtbare dagen is al voorhanden’, vertelt Algera. ‘Daaruit blijkt dat de betrouwbaarheid van verschillende methodes sterk uiteen loopt. Bij typisch gebruik, waarbij gebruikers ook wel eens een fout maken, varieert deze tussen de 66% en 98%. Een methode die op meerdere parameters berust en goed ondersteunt bij het gebruik doet het beter dan een simpele kalendermethode of een temperatuur-app.’

De verschillen tussen methodes qua betrouwbaarheid en voorwaarden voor gebruik vind je echter niet makkelijk terug in richtlijnen. ‘Terwijl het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn om een goed geïnformeerde keuze te maken’, stelt Algera.

Onderzoek motivatie en ondersteun vaardigheid

Tot slot stellen de auteurs dat naast wetenschappelijk onderbouwde kennis ook de motivatie en vaardigheden van gebruikers centraal zou moeten staan in counseling. ‘De kans op zwangerschap wordt ook bepaald door de motivatie van beide partners om zwangerschap te voorkomen en het goed toe kunnen passen van een methode. Door deze gebruikersafhankelijkheid raden zorgverleners bepaalde methodes al snel af, de gebruiker kan immers fouten maken’, licht Algera toe.

De auteurs stellen voor het van de andere kant te benaderen: onderzoek de motivatie en de behoefte aan ondersteuning goed, juist vanwege de gebruikersafhankelijkheid. Is het mogelijk op het individu af te stemmen? Is deze gemotiveerd om een bepaalde methode goed en consequent uit te voeren? En wat heeft diegene nodig om de kans op fouten te verkleinen? ‘Als het gebruik van deze methodes toeneemt, kunnen gebruikers beter goed beslagen ten ijs komen’, aldus Algera.

Het bericht Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer verscheen eerst op MedicalFacts.nl.

Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer

Nieuwe digitale anticonceptiemethodes, zoals apps of wearables om vruchtbare dagen te bepalen, winnen aan populariteit. Medisch antropoloog Ellen Algera van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met collega’s hoe deze nieuwe methodes een plek krijgen in de spreekkamer. De resultaten zijn nu gepubliceerd in de European Journal of General Practice. Ze constateren dat zorgverleners aarzelen om over deze methodes te counselen, mede doordat betrouwbare informatie over deze methodes onvoldoende toegankelijk is. Gezien de groeiende populariteit pleiten ze voor vernieuwing van anticonceptierichtlijnen en een opener houding ten opzichte van deze methodes.

Voor het onderzoek analyseerden de wetenschappers de huidige anticonceptierichtlijn, observeerden ze gesprekken in de spreekkamer en interviewden ze zorgverleners in de huisartsenpraktijk. Ze constateren dat risicominimalisatie de overhand heeft wanneer het over een voorkeur voor hormoonvrije anticonceptie en nieuwe digitale anticonceptiemethodes gaat. ‘De afstemming op de wensen van het individu raakt dan op de achtergrond, wat persoonsgerichte begeleiding in de weg zit’, stelt Algera. Om de groeiende populariteit van deze methodes kan je volgens Algera niet meer heen. ‘Maar als de zorgverlener deze methodes niet als anticonceptie ziet, blijft er een kloof bestaan tussen de zorgverlener en de gebruikers van deze methodes. We hopen hier een nieuwe brug te slaan.’

Het ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis

Algera noemt de waarschuwende houding van zorgverleners begrijpelijk omdat het vaak ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis over hoe en hoe goed verschillende methodes werken. Dit gebrek aan informatie raakt ook de gebruiker. ‘Er komen allerlei apps en wearables op de markt die met mooie woorden worden verkocht, maar de betrouwbaarheidscijfers waar deze methodes mee worden gepromoot, zijn niet altijd gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek’, stelt Algera. ‘De gebruikers kiezen dan mogelijk de methode die het sterkst wordt gepromoot op sociale media, maar niet die met wetenschappelijke onderbouwing of die het beste bij de individuele wensen past.’

Maak informatie anticonceptie beter toegankelijk

De auteurs stellen dan ook dat wetenschappelijk onderbouwde informatie beter toegankelijk moet worden voor zorgverleners en gebruikers, bijvoorbeeld via richtlijnen of keuzehulpen. ‘Kritisch beoordeelde wetenschappelijke kennis over een aantal nieuwe digitale middelen en lowtech methodes voor het bepalen van vruchtbare dagen is al voorhanden’, vertelt Algera. ‘Daaruit blijkt dat de betrouwbaarheid van verschillende methodes sterk uiteen loopt. Bij typisch gebruik, waarbij gebruikers ook wel eens een fout maken, varieert deze tussen de 66% en 98%. Een methode die op meerdere parameters berust en goed ondersteunt bij het gebruik doet het beter dan een simpele kalendermethode of een temperatuur-app.’

De verschillen tussen methodes qua betrouwbaarheid en voorwaarden voor gebruik vind je echter niet makkelijk terug in richtlijnen. ‘Terwijl het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn om een goed geïnformeerde keuze te maken’, stelt Algera.

Onderzoek motivatie en ondersteun vaardigheid

Tot slot stellen de auteurs dat naast wetenschappelijk onderbouwde kennis ook de motivatie en vaardigheden van gebruikers centraal zou moeten staan in counseling. ‘De kans op zwangerschap wordt ook bepaald door de motivatie van beide partners om zwangerschap te voorkomen en het goed toe kunnen passen van een methode. Door deze gebruikersafhankelijkheid raden zorgverleners bepaalde methodes al snel af, de gebruiker kan immers fouten maken’, licht Algera toe.

De auteurs stellen voor het van de andere kant te benaderen: onderzoek de motivatie en de behoefte aan ondersteuning goed, juist vanwege de gebruikersafhankelijkheid. Is het mogelijk op het individu af te stemmen? Is deze gemotiveerd om een bepaalde methode goed en consequent uit te voeren? En wat heeft diegene nodig om de kans op fouten te verkleinen? ‘Als het gebruik van deze methodes toeneemt, kunnen gebruikers beter goed beslagen ten ijs komen’, aldus Algera.

Het bericht Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer verscheen eerst op MedicalFacts.nl.

Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer

Nieuwe digitale anticonceptiemethodes, zoals apps of wearables om vruchtbare dagen te bepalen, winnen aan populariteit. Medisch antropoloog Ellen Algera van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met collega’s hoe deze nieuwe methodes een plek krijgen in de spreekkamer. De resultaten zijn nu gepubliceerd in de European Journal of General Practice. Ze constateren dat zorgverleners aarzelen om over deze methodes te counselen, mede doordat betrouwbare informatie over deze methodes onvoldoende toegankelijk is. Gezien de groeiende populariteit pleiten ze voor vernieuwing van anticonceptierichtlijnen en een opener houding ten opzichte van deze methodes.

Voor het onderzoek analyseerden de wetenschappers de huidige anticonceptierichtlijn, observeerden ze gesprekken in de spreekkamer en interviewden ze zorgverleners in de huisartsenpraktijk. Ze constateren dat risicominimalisatie de overhand heeft wanneer het over een voorkeur voor hormoonvrije anticonceptie en nieuwe digitale anticonceptiemethodes gaat. ‘De afstemming op de wensen van het individu raakt dan op de achtergrond, wat persoonsgerichte begeleiding in de weg zit’, stelt Algera. Om de groeiende populariteit van deze methodes kan je volgens Algera niet meer heen. ‘Maar als de zorgverlener deze methodes niet als anticonceptie ziet, blijft er een kloof bestaan tussen de zorgverlener en de gebruikers van deze methodes. We hopen hier een nieuwe brug te slaan.’

Het ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis

Algera noemt de waarschuwende houding van zorgverleners begrijpelijk omdat het vaak ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis over hoe en hoe goed verschillende methodes werken. Dit gebrek aan informatie raakt ook de gebruiker. ‘Er komen allerlei apps en wearables op de markt die met mooie woorden worden verkocht, maar de betrouwbaarheidscijfers waar deze methodes mee worden gepromoot, zijn niet altijd gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek’, stelt Algera. ‘De gebruikers kiezen dan mogelijk de methode die het sterkst wordt gepromoot op sociale media, maar niet die met wetenschappelijke onderbouwing of die het beste bij de individuele wensen past.’

Maak informatie anticonceptie beter toegankelijk

De auteurs stellen dan ook dat wetenschappelijk onderbouwde informatie beter toegankelijk moet worden voor zorgverleners en gebruikers, bijvoorbeeld via richtlijnen of keuzehulpen. ‘Kritisch beoordeelde wetenschappelijke kennis over een aantal nieuwe digitale middelen en lowtech methodes voor het bepalen van vruchtbare dagen is al voorhanden’, vertelt Algera. ‘Daaruit blijkt dat de betrouwbaarheid van verschillende methodes sterk uiteen loopt. Bij typisch gebruik, waarbij gebruikers ook wel eens een fout maken, varieert deze tussen de 66% en 98%. Een methode die op meerdere parameters berust en goed ondersteunt bij het gebruik doet het beter dan een simpele kalendermethode of een temperatuur-app.’

De verschillen tussen methodes qua betrouwbaarheid en voorwaarden voor gebruik vind je echter niet makkelijk terug in richtlijnen. ‘Terwijl het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn om een goed geïnformeerde keuze te maken’, stelt Algera.

Onderzoek motivatie en ondersteun vaardigheid

Tot slot stellen de auteurs dat naast wetenschappelijk onderbouwde kennis ook de motivatie en vaardigheden van gebruikers centraal zou moeten staan in counseling. ‘De kans op zwangerschap wordt ook bepaald door de motivatie van beide partners om zwangerschap te voorkomen en het goed toe kunnen passen van een methode. Door deze gebruikersafhankelijkheid raden zorgverleners bepaalde methodes al snel af, de gebruiker kan immers fouten maken’, licht Algera toe.

De auteurs stellen voor het van de andere kant te benaderen: onderzoek de motivatie en de behoefte aan ondersteuning goed, juist vanwege de gebruikersafhankelijkheid. Is het mogelijk op het individu af te stemmen? Is deze gemotiveerd om een bepaalde methode goed en consequent uit te voeren? En wat heeft diegene nodig om de kans op fouten te verkleinen? ‘Als het gebruik van deze methodes toeneemt, kunnen gebruikers beter goed beslagen ten ijs komen’, aldus Algera.

Het bericht Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer verscheen eerst op MedicalFacts.nl.

Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer

Nieuwe digitale anticonceptiemethodes, zoals apps of wearables om vruchtbare dagen te bepalen, winnen aan populariteit. Medisch antropoloog Ellen Algera van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met collega’s hoe deze nieuwe methodes een plek krijgen in de spreekkamer. De resultaten zijn nu gepubliceerd in de European Journal of General Practice. Ze constateren dat zorgverleners aarzelen om over deze methodes te counselen, mede doordat betrouwbare informatie over deze methodes onvoldoende toegankelijk is. Gezien de groeiende populariteit pleiten ze voor vernieuwing van anticonceptierichtlijnen en een opener houding ten opzichte van deze methodes.

Voor het onderzoek analyseerden de wetenschappers de huidige anticonceptierichtlijn, observeerden ze gesprekken in de spreekkamer en interviewden ze zorgverleners in de huisartsenpraktijk. Ze constateren dat risicominimalisatie de overhand heeft wanneer het over een voorkeur voor hormoonvrije anticonceptie en nieuwe digitale anticonceptiemethodes gaat. ‘De afstemming op de wensen van het individu raakt dan op de achtergrond, wat persoonsgerichte begeleiding in de weg zit’, stelt Algera. Om de groeiende populariteit van deze methodes kan je volgens Algera niet meer heen. ‘Maar als de zorgverlener deze methodes niet als anticonceptie ziet, blijft er een kloof bestaan tussen de zorgverlener en de gebruikers van deze methodes. We hopen hier een nieuwe brug te slaan.’

Het ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis

Algera noemt de waarschuwende houding van zorgverleners begrijpelijk omdat het vaak ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis over hoe en hoe goed verschillende methodes werken. Dit gebrek aan informatie raakt ook de gebruiker. ‘Er komen allerlei apps en wearables op de markt die met mooie woorden worden verkocht, maar de betrouwbaarheidscijfers waar deze methodes mee worden gepromoot, zijn niet altijd gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek’, stelt Algera. ‘De gebruikers kiezen dan mogelijk de methode die het sterkst wordt gepromoot op sociale media, maar niet die met wetenschappelijke onderbouwing of die het beste bij de individuele wensen past.’

Maak informatie anticonceptie beter toegankelijk

De auteurs stellen dan ook dat wetenschappelijk onderbouwde informatie beter toegankelijk moet worden voor zorgverleners en gebruikers, bijvoorbeeld via richtlijnen of keuzehulpen. ‘Kritisch beoordeelde wetenschappelijke kennis over een aantal nieuwe digitale middelen en lowtech methodes voor het bepalen van vruchtbare dagen is al voorhanden’, vertelt Algera. ‘Daaruit blijkt dat de betrouwbaarheid van verschillende methodes sterk uiteen loopt. Bij typisch gebruik, waarbij gebruikers ook wel eens een fout maken, varieert deze tussen de 66% en 98%. Een methode die op meerdere parameters berust en goed ondersteunt bij het gebruik doet het beter dan een simpele kalendermethode of een temperatuur-app.’

De verschillen tussen methodes qua betrouwbaarheid en voorwaarden voor gebruik vind je echter niet makkelijk terug in richtlijnen. ‘Terwijl het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn om een goed geïnformeerde keuze te maken’, stelt Algera.

Onderzoek motivatie en ondersteun vaardigheid

Tot slot stellen de auteurs dat naast wetenschappelijk onderbouwde kennis ook de motivatie en vaardigheden van gebruikers centraal zou moeten staan in counseling. ‘De kans op zwangerschap wordt ook bepaald door de motivatie van beide partners om zwangerschap te voorkomen en het goed toe kunnen passen van een methode. Door deze gebruikersafhankelijkheid raden zorgverleners bepaalde methodes al snel af, de gebruiker kan immers fouten maken’, licht Algera toe.

De auteurs stellen voor het van de andere kant te benaderen: onderzoek de motivatie en de behoefte aan ondersteuning goed, juist vanwege de gebruikersafhankelijkheid. Is het mogelijk op het individu af te stemmen? Is deze gemotiveerd om een bepaalde methode goed en consequent uit te voeren? En wat heeft diegene nodig om de kans op fouten te verkleinen? ‘Als het gebruik van deze methodes toeneemt, kunnen gebruikers beter goed beslagen ten ijs komen’, aldus Algera.

Het bericht Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer verscheen eerst op MedicalFacts.nl.

Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer

Nieuwe digitale anticonceptiemethodes, zoals apps of wearables om vruchtbare dagen te bepalen, winnen aan populariteit. Medisch antropoloog Ellen Algera van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met collega’s hoe deze nieuwe methodes een plek krijgen in de spreekkamer. De resultaten zijn nu gepubliceerd in de European Journal of General Practice. Ze constateren dat zorgverleners aarzelen om over deze methodes te counselen, mede doordat betrouwbare informatie over deze methodes onvoldoende toegankelijk is. Gezien de groeiende populariteit pleiten ze voor vernieuwing van anticonceptierichtlijnen en een opener houding ten opzichte van deze methodes.

Voor het onderzoek analyseerden de wetenschappers de huidige anticonceptierichtlijn, observeerden ze gesprekken in de spreekkamer en interviewden ze zorgverleners in de huisartsenpraktijk. Ze constateren dat risicominimalisatie de overhand heeft wanneer het over een voorkeur voor hormoonvrije anticonceptie en nieuwe digitale anticonceptiemethodes gaat. ‘De afstemming op de wensen van het individu raakt dan op de achtergrond, wat persoonsgerichte begeleiding in de weg zit’, stelt Algera. Om de groeiende populariteit van deze methodes kan je volgens Algera niet meer heen. ‘Maar als de zorgverlener deze methodes niet als anticonceptie ziet, blijft er een kloof bestaan tussen de zorgverlener en de gebruikers van deze methodes. We hopen hier een nieuwe brug te slaan.’

Het ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis

Algera noemt de waarschuwende houding van zorgverleners begrijpelijk omdat het vaak ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis over hoe en hoe goed verschillende methodes werken. Dit gebrek aan informatie raakt ook de gebruiker. ‘Er komen allerlei apps en wearables op de markt die met mooie woorden worden verkocht, maar de betrouwbaarheidscijfers waar deze methodes mee worden gepromoot, zijn niet altijd gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek’, stelt Algera. ‘De gebruikers kiezen dan mogelijk de methode die het sterkst wordt gepromoot op sociale media, maar niet die met wetenschappelijke onderbouwing of die het beste bij de individuele wensen past.’

Maak informatie anticonceptie beter toegankelijk

De auteurs stellen dan ook dat wetenschappelijk onderbouwde informatie beter toegankelijk moet worden voor zorgverleners en gebruikers, bijvoorbeeld via richtlijnen of keuzehulpen. ‘Kritisch beoordeelde wetenschappelijke kennis over een aantal nieuwe digitale middelen en lowtech methodes voor het bepalen van vruchtbare dagen is al voorhanden’, vertelt Algera. ‘Daaruit blijkt dat de betrouwbaarheid van verschillende methodes sterk uiteen loopt. Bij typisch gebruik, waarbij gebruikers ook wel eens een fout maken, varieert deze tussen de 66% en 98%. Een methode die op meerdere parameters berust en goed ondersteunt bij het gebruik doet het beter dan een simpele kalendermethode of een temperatuur-app.’

De verschillen tussen methodes qua betrouwbaarheid en voorwaarden voor gebruik vind je echter niet makkelijk terug in richtlijnen. ‘Terwijl het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn om een goed geïnformeerde keuze te maken’, stelt Algera.

Onderzoek motivatie en ondersteun vaardigheid

Tot slot stellen de auteurs dat naast wetenschappelijk onderbouwde kennis ook de motivatie en vaardigheden van gebruikers centraal zou moeten staan in counseling. ‘De kans op zwangerschap wordt ook bepaald door de motivatie van beide partners om zwangerschap te voorkomen en het goed toe kunnen passen van een methode. Door deze gebruikersafhankelijkheid raden zorgverleners bepaalde methodes al snel af, de gebruiker kan immers fouten maken’, licht Algera toe.

De auteurs stellen voor het van de andere kant te benaderen: onderzoek de motivatie en de behoefte aan ondersteuning goed, juist vanwege de gebruikersafhankelijkheid. Is het mogelijk op het individu af te stemmen? Is deze gemotiveerd om een bepaalde methode goed en consequent uit te voeren? En wat heeft diegene nodig om de kans op fouten te verkleinen? ‘Als het gebruik van deze methodes toeneemt, kunnen gebruikers beter goed beslagen ten ijs komen’, aldus Algera.

Het bericht Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer verscheen eerst op MedicalFacts.nl.

Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer

Nieuwe digitale anticonceptiemethodes, zoals apps of wearables om vruchtbare dagen te bepalen, winnen aan populariteit. Medisch antropoloog Ellen Algera van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met collega’s hoe deze nieuwe methodes een plek krijgen in de spreekkamer. De resultaten zijn nu gepubliceerd in de European Journal of General Practice. Ze constateren dat zorgverleners aarzelen om over deze methodes te counselen, mede doordat betrouwbare informatie over deze methodes onvoldoende toegankelijk is. Gezien de groeiende populariteit pleiten ze voor vernieuwing van anticonceptierichtlijnen en een opener houding ten opzichte van deze methodes.

Voor het onderzoek analyseerden de wetenschappers de huidige anticonceptierichtlijn, observeerden ze gesprekken in de spreekkamer en interviewden ze zorgverleners in de huisartsenpraktijk. Ze constateren dat risicominimalisatie de overhand heeft wanneer het over een voorkeur voor hormoonvrije anticonceptie en nieuwe digitale anticonceptiemethodes gaat. ‘De afstemming op de wensen van het individu raakt dan op de achtergrond, wat persoonsgerichte begeleiding in de weg zit’, stelt Algera. Om de groeiende populariteit van deze methodes kan je volgens Algera niet meer heen. ‘Maar als de zorgverlener deze methodes niet als anticonceptie ziet, blijft er een kloof bestaan tussen de zorgverlener en de gebruikers van deze methodes. We hopen hier een nieuwe brug te slaan.’

Het ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis

Algera noemt de waarschuwende houding van zorgverleners begrijpelijk omdat het vaak ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde kennis over hoe en hoe goed verschillende methodes werken. Dit gebrek aan informatie raakt ook de gebruiker. ‘Er komen allerlei apps en wearables op de markt die met mooie woorden worden verkocht, maar de betrouwbaarheidscijfers waar deze methodes mee worden gepromoot, zijn niet altijd gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek’, stelt Algera. ‘De gebruikers kiezen dan mogelijk de methode die het sterkst wordt gepromoot op sociale media, maar niet die met wetenschappelijke onderbouwing of die het beste bij de individuele wensen past.’

Maak informatie anticonceptie beter toegankelijk

De auteurs stellen dan ook dat wetenschappelijk onderbouwde informatie beter toegankelijk moet worden voor zorgverleners en gebruikers, bijvoorbeeld via richtlijnen of keuzehulpen. ‘Kritisch beoordeelde wetenschappelijke kennis over een aantal nieuwe digitale middelen en lowtech methodes voor het bepalen van vruchtbare dagen is al voorhanden’, vertelt Algera. ‘Daaruit blijkt dat de betrouwbaarheid van verschillende methodes sterk uiteen loopt. Bij typisch gebruik, waarbij gebruikers ook wel eens een fout maken, varieert deze tussen de 66% en 98%. Een methode die op meerdere parameters berust en goed ondersteunt bij het gebruik doet het beter dan een simpele kalendermethode of een temperatuur-app.’

De verschillen tussen methodes qua betrouwbaarheid en voorwaarden voor gebruik vind je echter niet makkelijk terug in richtlijnen. ‘Terwijl het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn om een goed geïnformeerde keuze te maken’, stelt Algera.

Onderzoek motivatie en ondersteun vaardigheid

Tot slot stellen de auteurs dat naast wetenschappelijk onderbouwde kennis ook de motivatie en vaardigheden van gebruikers centraal zou moeten staan in counseling. ‘De kans op zwangerschap wordt ook bepaald door de motivatie van beide partners om zwangerschap te voorkomen en het goed toe kunnen passen van een methode. Door deze gebruikersafhankelijkheid raden zorgverleners bepaalde methodes al snel af, de gebruiker kan immers fouten maken’, licht Algera toe.

De auteurs stellen voor het van de andere kant te benaderen: onderzoek de motivatie en de behoefte aan ondersteuning goed, juist vanwege de gebruikersafhankelijkheid. Is het mogelijk op het individu af te stemmen? Is deze gemotiveerd om een bepaalde methode goed en consequent uit te voeren? En wat heeft diegene nodig om de kans op fouten te verkleinen? ‘Als het gebruik van deze methodes toeneemt, kunnen gebruikers beter goed beslagen ten ijs komen’, aldus Algera.

Het bericht Verbreed het aanbod aan anticonceptiemethodes in de spreekkamer verscheen eerst op MedicalFacts.nl.

Visit Us On TwitterVisit Us On FacebookVisit Us On PinterestVisit Us On YoutubeVisit Us On LinkedinCheck Our FeedVisit Us On Instagram